Soorten

Hier vind je een overzicht van de meest voorkomende soorten spinnen die je binnen de SpinnenSpotter app kan observeren.

Voor iedere soort krijg je een gedetailleerde beschrijving, met info over habitat, hoe te herkennen, lichaamsgrootte en sterk gelijkende spinnensoorten.

Laten we spinnen spotten!

Kogelspinnen (Theridiidae)

 

Amerikaanse zwarte weduwe (Latrodectus mactans)

Web: Vrij groot, driedimensionaal met kriskras draden en meestal verticale draden met onderaan kleefstof tegen het grondoppervlak ("galgdraden").

Habitat: De Amerikaanse Zwarte Weduwe heeft zich nog niet blijvend in België gevestigd. Waarnemingen in België zijn altijd het gevolg van meeliften via transport vanuit het natuurlijke verspreidingsgebied (Zuiden van Verenigde Staten en Mexico). Zo worden er veel Zwarte weduwen geïntroduceerd via ladingen van tweedehandse auto’s uit de USA in de haven van Antwerpen.  

Herkennen aan:

  • blinkende zwarte spin met kogelrond achterlijf.
  • bovenkant achterlijf volledig zwart
  • onderkant achterlijf: duidelijke rode zandlopertekening

Te verwarren met:

  • Grote steatoda: De duidelijke rode zandlopertekening maakt dat een Zwarte Weduwe met zekerheid te onderscheiden is van de grote steatoda. De Amerikaanse zwarte weduwe is ook groter dan de Grote steatoda.
  • Andere zwarte weduwesoorten: onderscheid vaak alleen via onderzoek onder stereomicroscoop.

Grootte

♀: 15 mm

♂: 6 mm

Gehaakte blinker (Heliophanus cupreus)

Web: Springspinnen maken geen web, maar gebruiken hun grote en goed ontwikkelde ogen om hun prooi van ver te spotten, dichterbij te sluipen en uiteindelijk te bespringen.

Habitat: op lage of middelhoge vegetatie of op de grond, vaak op zonnige plaatsen zoals bosranden, maar ook in tuinen.

Herkennen aan:

  • kleine, gedrongen spin
  • ♀: zwarte spin met groene tot koperkleurige metaalglans
  • ♀: achterlijf met vooraan lichtgekleurde band
  • ♀: lichtgele palpen en lichtbruine poten die fijn gestreept zijn
  • ♂: volledig zwart met metaalglans

Te verwarren met:

  • Andere Heliophanus-soorten. De lichtere vlekken zijn vaak erg variabel, waardoor ze geen betrouwbaar onderscheidend kenmerk zijn.

Grootte

♀: 4-6 mm

♂: 3,5-4mm

Wanneer?

♀: mei tot juli

♂: mei tot juli

Spoorspinnen (Cheiracanthiidae)

Gele spoorspin (Cheiracanthium mildei)

Web: de Gele spoorspin maakt geen web, maar vangt zijn prooi door actief en visueel te jagen.

Habitat: De Gele spoorspin kan gevonden worden in een zakvormige schuilplaats in een opgerold blad of onder stenen en schors. Deze soort wordt bij ons vooral aangetroffen in of bij gebouwen (maar recent voor het eerst ook in een natuurgebied, ver van bebouwing).

Herkennen aan:

  • Medium spin met grote kaken
  • achterlijf geel tot olijfgroen met duidelijke hartvlek, voorlichaam vaak donkerder gekleurd tot rood
  • gele poten waarvan het voorste potenpaar het langste is.

Te verwarren met:

Groene spoorspin: deze soort leeft wel vooral in heidegebied en zal je vrijwel nooit aantreffen in of aan huis. Zekerheid enkel door studie onder stereomicroscoop.

Grootte

♀: 6-11 mm

♂: 6-9 mm

Wanneer?

♀: Mei tot december

♂: Mei tot december

Lijmspuiters (Scytodidae)

 

Getijgerde lijmspuiter (Scytodes thoracica)

Web: de Getijgerde lijmspuiter maakt geen web, maar besluipt zijn prooi (vliegen, muggen,…) meestal op muren en spuit dan een mengsel van gif en kleverige zijde in zigzagpatroon over de prooi. Direct hierna krimpt deze draadvormige kleefstof, waardoor de prooi tegen het oppervlak wordt vastgedrukt.

Habitat: Wordt bij ons bijna uitsluitend binnenshuis aangetroffen. In de zomer ook wel aan de buitenkant van huizen te vinden en één erg vreemde vondst onder een aardkluit in een veld tijdens de winter (!)

Herkennen aan:

  • Typisch kleurenpatroon van donkere strepen en stippen op een oranje/lichtbruine/grijze of beige achtergrondkleur (vandaar het “getijgerde” gedeelte).
  • Kopborststuk is vaak even groot dan het achterlijf en heeft een typische vorm waarbij die vooraan afgeplat is

Te verwarren met:

  • De spin heeft een heel kenmerkend uiterlijk en kan bijna niet verward worden met andere soorten.

Grootte

♀: 4-6 mm

♂: 3-5 mm

Wanneer?

♀: hele jaar door

♂: hele jaar door

Gewone bodemkrabspin (Ozyptila praticola)

Web: krabspinnen maken geen web, maar gebruiken hun lange eerste en tweede potenpaar om prooien te overmeesteren. Meestal slaan ze toe vanuit een hinderlaag, goed gecamoufleerd wachten ze tot een prooi langskomt.

Habitat: op de grond, in strooisellaag of soms op lage vegetatie in tuinen, parken, bossen,…

Herkennen aan:

  • donkerbruine kleur
  • voorlijf duidelijke zwarte tekening met lichtere middenband
  • achterlijf met onduidelijke tekening, maar waarbij vaak wel twee donkere streepjes opvallen, die van het midden naar de zijkant lopen.
  • poten zwart geringd

Te verwarren met:

  • verschillende andere Ozyptila-soorten, die best door onderzoek met de stereomicroscoop van mekaar onderscheiden worden.

Grootte

♀: 3-5 mm

♂: 2,5-3 mm

Wanneer?

♀: april tot september

♂: april tot september

Gewone huisspin (Eratigena atrica)

Web: Typisch matweb met trechtervormige schuilplaats.

Habitat: Overal in en rond gebouwen, met een voorkeur voor beschutte, niet te droge plaatsen. Vaak ook in openlucht, ver van gebouwen, bv. in holle bomen of op rotsen.

Herkennen aan:

  • typische lichtgekleurde rugtekening op achterlijf en donkergekleurde rugtekening op kopborststuk
  • vaak een donkerder uiterlijk dan de andere twee behandelde soorten
  • poten nooit geringd getekend

Te verwarren met:

  • Blackwalls huisspin, waarvan ze niet op basis van algemeen uiterlijk te onderscheiden is. Enkel door genitaalstudie zijn de soorten uit mekaar te kennen en zelfs die is niet eenvoudig.

Grootte

♀: 11-18mm

♂: 10-15mm

Wanneer?

♀: hele jaar

♂: augustus tot oktober

Gewone kameleonspin (Misumena vatia)

Web: krabspinnen maken geen web, maar gebruiken hun lange eerste en tweede potenpaar om prooien te overmeesteren. Meestal slaan ze toe vanuit een hinderlaag, goed gecamoufleerd wachten ze tot een prooi langskomt.

Habitat: komt in zonnige omgevingen voor zoals grasland, bosranden, maar ook in tuinen. Wordt heel vaak gevonden op bloemen.

Herkennen aan:

  • ♀: variabel van kleur: wit tot geel tot groenig, soms met rode strepen
  • ♂: voorlijf bruin tot zwart
  • ♂: achterlijf wit met twee donkere lengtestrepen

Te verwarren met:

  • Deze soort is bij goed toekijken eigenlijk met geen enkele andere soort te verwarren.

Grootte

♀: 9-11 mm

♂: 3-4 mm

Wanneer?

♀: mei tot augustus

♂: mei tot augustus

Gewone krabspin (Xysticus cristatus)

Web: krabspinnen maken geen web, maar gebruiken hun lange eerste en tweede potenpaar om prooien te overmeesteren. Meestal slaan ze toe vanuit een hinderlaag, goed gecamoufleerd wachten ze tot een prooi langskomt.

Habitat: komt voor in veel verschillende omgevingen zoals grasland, op struiken en andere lage vegetatie, eerder in open habitats.

Herkennen aan:

  • lichte tot donkerbruine kleur
  • voorlijf met duidelijke zwarte driehoek
  • achterlijf met lichter patroon (in de vorm van een dennenboom)

Te verwarren met:

  • verschillende andere Xysticus-soorten, die enkel door onderzoek met de stereomicroscoop met zekerheid van mekaar te onderscheiden zijn.

Grootte

♀: 9-11 mm

♂: 3-4 mm

Wanneer?

♀: april tot augustus

♂: april tot augustus

Gewone nachtwolfspin (Trochosa terricola)

Web: wolfspinnen maken geen web, maar zijn actieve jagers die hun poten en kaken gebruiken om de prooi te vangen. Zoals de naam suggereert, jaagt deze soort voornamelijk ’s nachts.

Habitat: onder stenen, strooisel, mos in vochtige gebieden.

Herkennen aan:

  • grotere, robuuste wolfspin
  • voorlijf met typische lichte middenband, met in de voorste verbreding twee donkere streepjes in de lengte
  • achterlijf met hartvlek die meestal niet sterk afsteekt tegen de rest van het achterlijf

Te verwarren met:

  • de andere drie Belgische Trochosa-soorten. De verschillen in aftekening van de hartvlek zijn geen betouwbaar onderscheidend kenmerk. Onderzoek van de voortplantingsstructuren geeft definitief uitsluitsel.

Grootte

♀: 7-14 mm

♂: 7-9 mm

Wanneer?

♀: hele jaar door

♂: hele jaar door

Gewone panterspin (Alopecosa pulverulenta)

Web: wolfspinnen maken geen web, maar zijn actieve jagers die hun poten en kaken gebruiken om de prooi te vangen.

Habitat: Komt voor in open habitats zoals tuinen, grasland, open plekken in bossen,… Kan algemeen zijn.

Herkennen aan:

  • voorlijf (donker)bruin, met in het midden een duidelijk lichtere band
  • achterlijf gelig rood tot olijfgroen met duidelijk afgelijnde hartvlek
  • poten geel/rood, donker geringd
  • ♂: donkerder van kleur, sterk contrast met lichte middenband op voorlijf

Te verwarren met:

  • verschillende andere wolfspinnen. Daarom geeft onderzoek van de voortplantingsstructuren definitief uitsluitsel.

Grootte

♀: 5-8 mm

♂: 6,5-11 mm

Wanneer?

♀: april tot juli

♂: april tot juli

Gewone strekspin (Tetragnatha extensa)

Web: wielweb met open centrum

Habitat: op hoge grassen (bijv. riet) en lage vegetatie in de buurt van water. Sterker aan water gebonden dan de Schaduwstrekspin.

Herkennen aan:

  • langgerekt lichaam met lange poten
  • ♂: verlengde kaken (cheliceren)
  • voorlichaam en poten bruin
  • achterlijf geel tot groen, zilver glanzend, met donkere vertakte tekening. Onderkant met brede, zwarte streep.

Te verwarren met:

  • lijkt goed op de Schaduwstrekspin. De onderkant van het voorlichaam (sternum) heeft bij de Gewone Strekspin een duidelijjk lichte middenvlek. Bij de Schaduwstrekspin is de onderkant egaal van kleur.

Grootte

♀: 10-12 mm

♂: 6-9 mm

Wanneer?

♀: Mei tot Juli

♂: Mei tot Juli

 

Grijze huisspin (Tegenaria domestica)

Web: Typisch matweb met trechtervormige schuilplaats.

Habitat: Overal in en rond gebouwen. Vaak ook in openlucht, ver van gebouwen, bv. in holle bomen of in grotten.

Herkennen aan:

  • typische lichtgekleurde rugtekening op achterlijf en donkergekleurde rugtekening op kopborststuk
  • vaak een vaal uiterlijk met onduidelijke tekening
  • poten met onduidelijke ringtekening en relatief korter dan de andere twee behandelde soorten

Te verwarren met:

  • niet echt te verwarren met de andere huisspinnen door de rugtekening goed te vergelijken en ook gewoon een stuk kleiner.

Grootte

♀: 7,5-11,5mm

♂: 6-9mm

Wanneer?

♀: hele jaar

♂: waarschijnlijk het hele jaar, maar met zwaartepunt in de tweede helft

Groene krabspin (Diaea dorsata)

Web: krabspinnen maken geen web, maar gebruiken hun lange eerste en tweede potenpaar om prooien te overmeesteren. Meestal slaan ze toe vanuit een hinderlaag, goed gecamoufleerd wachten ze tot een prooi langskomt.

Habitat: op bladeren van struiken en bomen

Herkennen aan:

  • licht achterlijf met duidelijk afgelijnde donkere figuur in de vorm van een blad, met daarin lichtere vlekken (soms afwezig).
  • ♀: voorlijf en poten lichtgroen
  • ♂: voorlijf geel tot groen, voorste twee potenparen met donkere banden

Te verwarren met:

  • Struikkameleonspin, maar de donkere tekening op de rugzijde van het achterlijf heeft een andere vorm (vaak een onvolledige driehoek).

Grootte

♀: 5-7 mm

♂: 3-4 mm

Wanneer?

♀: mei tot juni

♂: mei tot juni

Grote huisspin (Tegenaria parietina)

Web: Typisch matweb met trechtervormige schuilplaats, vaak echter "gelaagder" dan bij de Gewone en Grijze huisspin.

Habitat: Overal in en rond gebouwen, soms ook op drogere, minder beschutte en zonbeschenen plaatsen. Bijna nooit ver van gebouwen.

Herkennen aan:

  • typische lichtgekleurde rugtekening op achterlijf (waarbij twee lichtere ovale vlekken opvallen) en donkergekleurde rugtekening op kopborststuk (met drie donkere vlekken aan randen)
  • poten geringd getekend (maar minder duidelijk bij oudere exemplaren en vaak quasi afwezig bij volwassen mannetjes).

Te verwarren met:

  • Bonte trechterspin. Deze heeft een meer afgelijnde tekening (ook poten), is in volwassen toestand een stuk kleiner en heeft verhoudingsgewijs kortere poten. Ze is ook meer gebonden aan bossen en minder aan huizen.

Grootte

♀: 11-20mm

♂: 10-17mm

Wanneer?

♀: hele jaar

♂: augustus tot oktober

Grote steatoda (Steatoda grossa)

Web: Driedimensionaal web met kriskras draden en meestal verticale draden met onderaan kleefstof tegen het grondoppervlak ("galgdraden").

Habitat: Veelal donkere plaatsen in gebouwen (voorkeur voor kelders, waar ze dan vaak bij het keldergat haar web heeft), maar ook in openlucht aan soliede structuren te vinden. De spin verbergt zich meestal in een spleet.

Herkennen aan:

  • vaak (maar niet altijd) lichtere driehoeken op de rugzijde van het achterlijf
  • groter dan de andere Steatoda-soorten
  • mannetje verschilt aanzienlijk van vrouwtje

Te verwarren met:

  • wordt vaak voor een Zwarte weduwe aanzien, maar mist de rode zandlopervormige vlek op de buikzijde van het achterlijf en is doorgaans ook een stuk kleiner
  • onderscheidt zich van de Huissteatoda onder andere doordat de lichtere driehoeken op de rugzijde van het achterlijf mekaar niet raken

Grootte

♀: 6,5-10mm

♂: 4-6mm

Wanneer?

♀: hele jaar

♂: augustus tot september

Trilspinnen (Pholcidae)

 

Grote trilspin (Pholcus phalangoides)

Web: maakt een open, warrig driedimensionaal web.  

Habitat: bijna altijd in of aan gebouwen, vaak in de hoek van het plafond in de kelder of badkamer, maar zeker ook in de garage, het tuinhuisje,...

Herkennen aan:

  • spin met langgerekt achterlijf en heel lange dunne poten
  • achterlijf beige of grijs gekleurd

Te verwarren met:

  • door de lange poten worden trilspinnen soms wel eens verward met hooiwagens. Hooiwagens zijn echter geen spinnen, het grote verschil zit hem onder meer in het lichaam. Bij hooiwagens bestaat dit uit één stuk, bij spinnen kan je duidelijk twee stukken zien (voorlijf en achterlijf).

Grootte

♀: 8-10 mm

♂: 7-10 mm

Wanneer?

♀: hele jaar door

♂: hele jaar door

Harige springspin (Hypositticus pubescens)

Web: Springspinnen maken geen web, maar gebruiken hun grote en goed ontwikkelde ogen om hun prooi van ver te spotten, dichterbij te sluipen en uiteindelijk te bespringen.

Habitat: vaak bij bebouwing: op muren, daken, hekken, maar ook op rotsen en boomstammen.

Herkennen aan:

  • kleine, gedrongen spin
  • grijsbruin tot donkerbruine kleur
  • voorlijf: meestal één opvallender lichte vlek tussen de achterste ogen

Te verwarren met:

  • Lijkt wel wat op de Huisspringspin en worden ook vaak in hetzelfde habitat aangetroffen. De Huisspringspin heeft op het voorlijf een lichte driehoek terwijl de Harige springspin daar vlekken heeft.

Grootte

♀: 4-6 mm

♂: 4-5 mm

Wanneer?

♀: mei tot augustus

♂: mei tot augustus

Herfsthangmatspin (Linyphia triangularis)

Web: Hangmatweb met oplopende draden boven de mat en stabiliserende draden onder de mat.

Habitat: Helemaal niet kieskeurig. In heel veel verschillende biotopen aan te treffen, zolang ze er haar web maar kan maken. Meestal wel in vegetatie, van hogere grassen en kruiden tot struiken, maar meestal niet lager dan 30 cm en niet hoger dan 2m boven de bodem.

Herkennen aan:

  • stemvorkvormige donkere middenstreep op kopborststuk
  • typische donkere rugtekening (die wel vervaagt doordat naar het einde van haar leven de rest van het achterlijf ook donkerder wordt).
  • volwassen mannetje heeft lange, uiteenwijkende gifkaken
  • één van onze grootste hangmatspinnen

Te verwarren met:

  • oa. Grote heidehangmatspin en Lepelhangmatspin (beide veel zeldzamer)

Grootte

♀: 5-7mm

♂: 4,6-7mm

Wanneer?

♀: vanaf midden augustus tot eind oktober, maar kan soms tot in december te vinden zijn. leeft alleszins wat langer dan mannetje

♂: vanaf midden augustus tot oktober

Herfstspin (Metellina segmentata)

Web: klein wielweb dat schuin opgespannen wordt in grassen, kruiden en lage struiken.

Habitat: wordt op vegetatie in veel verschillende habitats teruggevonden waaronder wegberm, grasland, tuinen, bossen. Vaak in grote aantallen.

Herkennen aan:

  • voorlichaam met donkere Y-vormige figuur
  • achterlijf wit tot geel tot roodachtig, met onduidelijke bladfiguur.

Te verwarren met:

  • Kan alleen op basis van de voortplantingsorganen betrouwbaar onderscheiden worden van de Zomerwielwebspin (Metellina mengei).

Grootte

♀: 6,5-9 mm

♂: 7-7,5 mm

Wanneer?

♀: Augustus tot oktober, maar tijdens zachte winters soms tot in het vroege voorjaar

♂: Augustus tot oktober

Huisspringspin (Pseudeuophrys lanigera)

Web: Springspinnen maken geen web, maar gebruiken hun grote en goed ontwikkelde ogen om hun prooi van ver te spotten, dichterbij te sluipen en uiteindelijk te bespringen.

Habitat: vrijwel uitsluitend bij bebouwing: op muren, daken, hekken, wordt heel regelmatig binnenshuis gevonden.

Herkennen aan:

  • kleine, gedrongen spin
  • voorlijf zwart, met kenmerkende driehoek van witte haren
  • achterlijf donker met lichtere middenband

Te verwarren met:

  • Lijkt wel wat op de Harige springspin en worden ook vaak in hetzelfde habitat aangetroffen. De Huisspringspin heeft op het voorlijf een lichte driehoek terwijl de Harige springspin daar vlekken heeft.

Grootte

♀: 4-6 mm

♂: 4-5 mm

Wanneer?

♀: binnenshuis: hele jaar door, buiten: piek mei tot juli

♂: binnenshuis: hele jaar door, buiten: piek mei tot juli

Huissteatoda (Steatoda triangulosa)

Web: Driedimensionaal web met kriskras draden en meestal verticale draden met onderaan kleefstof tegen het grondoppervlak ("galgdraden"). Het web heeft soms een bijna matachtig uiterlijk.

Habitat: Veelal donkere plaatsen in gebouwen, maar in tegenstelling tot de Grote steatoda, ook op drogere plaatsen, zoals droge zolders, of in huiskamers, vaak aan de onderkant van meubels, waar je dan ook de eicocons aantreft. Ook regelmatig in openlucht aan soliede structuren te vinden. De spin verbergt zich meestal in een spleet.

Herkennen aan:

  • lichtere driehoeken op de rugzijde van het achterlijf zijn vrijwel altijd aanwezig
  • poten vaak lichter gekleurd en met een meer of minder duidelijke ringtekening

Te verwarren met:

  • onderscheidt zich van de Grote steatoda onder andere doordat de lichtere driehoeken op de rugzijde van het achterlijf mekaar raken.

Grootte

♀: 3,5-7mm

♂: 3,5-5mm

Wanneer?

♀: hele jaar

♂: juni tot oktober

Huiszebraspin (Salticus scenicus)

Web: Springspinnen maken geen web, maar gebruiken hun grote en goed ontwikkelde ogen om hun prooi van ver te spotten, dichterbij te sluipen en uiteindelijk te bespringen.

Habitat: wordt heel vaak gevonden op muren en hekken, soms binnenshuis bij een raam. Ook op stenen, rotsen en boomstammen.

Herkennen aan:

  • heel herkenbaar zwart-wit patroon
  • kleine, gedrongen spin
  • ♂: mannetje met sterk vergrote, zwarte kaken

Te verwarren met:

  • Er komen in ons land nog drie andere zebraspinsoorten voor die qua tekening sterk gelijkend kunnen zijn.

Grootte

♀: 5-7 mm

♂: 5-7mm

Wanneer?

♀: mei tot juli

♂: mei tot juni

Wielwebkaardespinnen (Uloboridae)

Kaskaardespin (Uloborus plumipes)

Web: horizontaal (!) wielweb van 15 tot 30 cm.

Habitat: De Kaskaardespin is een van oorsprong tropische soort die via het Middellandse zeegebied in België werd ingevoerd en wordt bijna uitsluitend gevonden in warme ruimtes zoals verwarmde kassen en serres. In tuincentra kan je de webben typisch terugvinden tussen cactussen en vetplanten. De soort werd in ons land voorlopig nog maar één keer in openlucht gevonden.

Herkennen aan:

  • achterlijf bedekt met dichte beharing en twee opvallende bulten
  • kleur varieert van beige tot bijna zwart
  • voorste poten met opvallende haarborstels

Te verwarren met:

Het opvallende achterlijf samen met het specifiek voorkomen in verwarmde ruimtes maakt dat de Kaskaardespin met zekerheid te determineren is.

Grootte

♀: 4-5 mm

♂: 3-4 mm

Wanneer?

Kan het hele jaar door aangetroffen worden.

Koffieboonspin (Steatoda bipunctata)

Web: Driedimensionaal web met kriskras draden en meestal verticale draden met onderaan kleefstof tegen het grondoppervlak ("galgdraden"). Het web heeft soms een bijna matachtig uiterlijk.

Habitat: Veelal in en aan gebouwen, maar heel regelmatig in openlucht en ook wel in bv. holle bomen, ver van bebouwing. De spin verbergt zich meestal in een spleet.

Herkennen aan:

  • glanzend, koffieboonachtig uiterlijk, zeker wanneer de spin zich bij verstoring dood houdt met ingetrokken poten
  • vaak met lichte langsstreep over het midden van het achterlijf
  • mannetje met opvallend grote pedipalpen

Te verwarren met:

  • bij goed toekijken niet echt met andere soorten te verwarren.

Grootte

♀: 4,5-7mm

♂: 4-5,5mm

Wanneer?

♀: hele jaar

♂: april tot november

Kraamwebspinnen (Pisauridae)

 

Kraamwebspin (Pisaura mirabilis)

Web: de Kraamwebspin maakt geen web, maar is een actieve jager die met behulp van de gifkaken en poten de prooi vastgrijpt.    

Habitat: vaak in open habitats met eerder hoge kruidenvegetatie zoals wegbermen, ruigere graslanden, bosranden, maar ook in de tuin op bijvoorbeeld langer gras. 

Hoe herkennen:

  • grote spin met langwerpig lichaam
  • kleur geelbruin tot grijsbruin
  • abdomen met variabele kleur. Meestal met lichte middenstreep met ernaast donkere golvende banden.
  • voorlichaam met dunne lichte middenstreep die eindigt in een fijn pluimpje

Te verwarren met:

  • de Kraamwebspin heeft een heel typerend uiterlijk waardoor ze gemakkelijk te herkennen is.

Grootte

♀: 11-15 mm

♂: 10-13 mm

When?

♀: mei tot augustus

♂: mei tot juli

Kruidhangmatspin (Neriene clathrata)

Web: Relatief ijl hangmatweb.

Habitat: In veel verschillende biotopen, zoals wegbermen, ruigtes, parken en tuinen, veelal lager bij de grond. Volwassen mannetjes vaak in strooisel aan te treffen.

Herkennen aan:

  • ♀: typische donkere rugtekening met "w-vormige" figuren en ook aan de zijkant lobbenvormig afgelijnd.

♂: de rugtekening is vaak bijna niet meer te onderscheiden bij volwassen mannetje en dan vallen vooral nog twee lichte vlekken op aan de voorkant van het achterlijf.

Te verwarren met:

  • volwassen mannetjes zijn makkelijk te verwarren met andere verwante soorten waarvan de mannetjes twee lichte vlekken hebben vooraan het achterlijf, zoals Kleine heidehangmatspin en Kruidhangmatspin. Toch is het achterlijf van de Kruidhangmatspin veelal ovaler van vorm.
  • soms hebben de poten van de Kruidhangmatspin ook een ringtekening (vooral bij onvolwassen exemplaren) en dan kan verwarring ontstaan met de Lentehangmatspin.

Grootte

♀: 3,7-5,5mm

♂: 3,4-4,8mm

Wanneer?

♀: hele jaar

♂: maart tot juni

Kruisspin (Araneus diadematus)

Web: groot wielweb

Habitat: Web wordt gemaakt in struiken, hoge grassen, onderste deel van bomen. Wordt vaak in de tuin gevonden en ook soms aan ramen, hekken,…

Herkennen aan:

  • typische lichte rugtekening op achterlijf in de vorm van een kruis (maar verdwijnt vaak naar het levenseinde toe)
  • verschillende kleuren: van lichtbruin/gelig tot donker(rood)bruin
  • grote spin die vaak overdag in het midden van het web te vinden is, maar een deel van de exemplaren zit juist ’s nachts in zijn web

Te verwarren met:

  • Het kruis op het achterlijf is een heel accuraat en typerend kenmerk.

Grootte

♀: 10-18mm

♂: 4-8mm

Wanneer?

♀: juni tot oktober

♂: juni tot september

 

Lentehangmatspin (Neriene montana)

Web: Vaak redelijk groot en robuust hangmatweb. De spin zit in tegenstelling tot de meeste andere verwante soorten vaak in een refugium (spleet, achter schors,...) en hangt dan niet constant zichtbaar onder het matgedeelte. Het spinsel in de buurt van het refugium is dichter.

Habitat: Beschaduwde plaatsen, vaak tegen soliede of dichte structuren (holle boomstam, takkenhoop, muur,...) en dus minder in "groene vegetatie".

Herkennen aan:

  • duidelijk geringde poten
  • typische donkere rugtekening
  • groter dan de andere Neriene-soorten

Te verwarren met:

  • bij goed toekijken niet echt met een andere soort te verwarren

Grootte

♀: 5-8mm

♂: 4-7mm

Wanneer?

♀: hele jaar

♂: april tot juni

Trilspinnen (Pholcidae)

Marmertrilspin (Holocnemus pluchei)

Web: maakt een open, warrig driedimensionaal web, waarin vaak wel een koepelstructuur te herkennen is.  

Habitat: bijna altijd in al dan niet verwarmde bedrijfsgebouwen zoals loodsen of in tuincentra, vaak in nissen.

Herkennen aan:

  • spin met langgerekt achterlijf en heel lange dunne poten
  • achterlijf lichtbruin/grijs gekleurd, met duidelijke witte 'gemarmerde' tekening

Te verwarren met:

  • kan verward worden met de Grote trilspin. De Marmertrilspin heeft echter een duidelijke, zwarte band aan de onderzijde van het achterlijf en de rest van het achterlijf is veel explicieter getekend dan bij de Grote trilspin.

Grootte

♀: 5-7,5 mm

♂: 5-7 mm

Wanneer?

♀: hele jaar door

♂: hele jaar door

Platte wielwebspin (Nuctenea umbratica)

Web: groot wielweb (tot 70 cm) met grote mazen en niet fijn afgewerkt

Habitat: overdag verstopt onder schors van bomen, tussen kieren en spleten van muren, hekken,… ’s nachts in het midden van het web.

Herkennen aan:

  • • sterk afgeplatte vorm
  • • Donkerbruine tot zwarte kleur, vrouwtje met opvallende lichte vlekken op onderkant achterlijf.
  • • duidelijke “putjes” in rugzijde achterlijf (aanhechtingsplaats spieren)

Te verwarren met:

  • • donkere vorm van de Brugspin, maar die heeft doorgaans nog een duidelijke lichte tekening op de rugzijde van het achterlijf. De Brugspin leeft ook bijna altijd in de directe nabijheid van water.

Grootte

♀: 11-15 mm

♂: 8-9 mm

Wanneer?

♀: hele jaar door

♂: vooral mei tot september

Poelpiraat (Pirata piraticus)

Web: wolfspinnen maken geen web, maar zijn actieve jagers die hun poten en kaken gebruiken om de prooi te vangen.

Habitat: komen voor in waterrijke habitats zoals rond stilstaand (vijver, poelen) en traag stromend water (beken,…) of minstens in een vochtige omgeving (bv. natte weiden).

Herkennen aan:

  • voorlijf meestal met een witte rand
  • achterlijf met witte -al dan niet onderbroken- lijn langs de hartvlek
  • poten licht- of donkergroen

Te verwarren met:

  • andere Pirata-soorten. De witte tekening langs de hartvlek is redelijk betrouwbaar als onderscheidend kenmerk, maar ontbreekt ook soms. Daarom geeft onderzoek van de voortplantingsstructuren definitief uitsluitsel.

Grootte

♀: 4,5-9 mm

♂: 4-6,5 mm

Wanneer?

♀: mei tot augustus/september

♂: mei tot augustus/september

Celspinnen (Dysderidae)

 

Roodwitte celspin (Dysdera crocata)

Web: De Roodwitte celspin maakt geen vangweb maar jaagt actief op zijn prooi.

Habitat: Wordt gevonden in een vochtige omgeving zoals onder stenen, bloempotten, schors, dood hout in tuinen en parken, maar ook bijv. in bossen. Soms ook binnenshuis zoals in kelders.

Herkennen aan:

  • grote spin met grote, vooruitstekende kaken
  • goed herkenbaar aan het opvallend rood/oranje gekleurde voorlijf.
  • achterlijf gelig of grijs

Te verwarren met:

  • Boscelspin: enkel op basis van onderzoek met de stereomicroscoop betrouwbaar van mekaar te onderscheiden. De Boscelspin is wel zeldzamer, komt bijna nooit voor in of aan huizen en is over het algemeen kleiner en lichter van kleur. Die laatste kenmerken zijn echter niet betrouwbaar omdat je ook met een onvolwassen Roodwitte celspin kan te maken hebben.

Grootte

♀: 11-15 mm

♂: 9-10 mm

Wanneer?

♀: hele jaar door, maar met piek van mei tot juli

♂: hele jaar door, maar met piek van mei tot juli

Schaduwstrekspin (Tetragnatha montana)

Web: wielweb met een open centrum

Habitat: kan frequent gevonden worden op beschaduwde oevers, maar ook in struiken van tuinen en parken. Minder aan water gebonden dan de Gewone strekpin.

Herkennen aan:

  • langgerekt lichaam met lange poten
  • ♂: verlengde kaken (cheliceren)
  • voorlichaam en poten bruin (poten vaak met donkere stippen)
  • achterlijf gelig, donkergrijs tot groen, vertakte tekening met gouden schijn.

Te verwarren met:

  • lijkt goed op de Gewone strekspin (Tetragnatha extensa) De onderkant van het voorlichaam (sternum) heeft bij de Schaduwstrekspin een egale kleur. Bij de Gewone Strekspin is er een duidelijke lichte middenvlek.

Grootte

♀: 7-13 mm

♂: 6-8 mm

Wanneer?

♀: Mei tot Juli

♂: Mei tot Juli

Schorsmarpissa (Marpissa muscosa)

Web: Springspinnen maken geen web, maar gebruiken hun grote en goed ontwikkelde ogen om hun prooi van ver te spotten, dichterbij te sluipen en uiteindelijk te bespringen. De Schorsmarpissa vangt soms prooien die groter zijn dan hem, waaronder ook regelmatig andere spinnensoorten..

Habitat: op boomstammen, maar ook op hekken, poorten, tuinhuisjes en huismuren vooral op zonnige op half beschaduwde plekken. Mensen met een veranda treffen ze ook daar regelmatig jagend aan.

Herkennen aan:

  • grootste inheemse springspin
  • langwerpig lichaam
  • korte, stevige poten, voorpoten verdikt
  • kleur grijsbruin tot donkerbruin
  • achterlijf met lichte en donkere, symmetrische vlekken
  • het vrouwtje heeft een oranje streep (gevormd door haren) onder de voorste ogen

Te verwarren met:

  • Bij goed observeren is deze soort eigenlijk met geen enkele andere te verwarren.

Grootte

♀: 8-11 mm

♂: 6-8 mm

Wanneer?

♀: april tot september

♂: april tot september

Struikhangmatspin (Neriene peltata)

Web: Relatief ijl hangmatweb.

Habitat: Parken en tuinen, veelal in struiken.

Herkennen aan:

  • typische donkere rugtekening
  • kopborststuk vaak met goed zichtbare donkere driehoek, waarvan de punt naar de achterzijde van het kopborststuk is gericht

Te verwarren met:

  • soms te verwarren met de Zomerhangmatspin, maar het kopborststuk van deze soort is anders gekleurd (mist oa. de donkere driehoek en heeft lichtere rand)

Grootte

♀: 3-5mm

♂: 2,2-3,5mm

Wanneer?

♀: mei tot juli

♂: april tot juni

Tuinhangmatspin (Linyphia hortensis)

Web: Hangmatweb met oplopende draden boven de mat en stabiliserende draden onder de mat (ijler en kleiner dan bij Herfsthangmatspin).

Habitat: Parken en tuinen, veelal in hogere grassen en kruiden of in lagere struiken, maar meestal niet lager dan 30 cm en niet hoger dan 2m boven de bodem.

Herkennen aan:

  • glanzend achterlijf met witte randen en donkere onderkant
  • ♀: typische donkere rugtekening die niet altijd even duidelijk aanwezig is.

♂: de rugtekening is vaak bijna niet meer te zien bij volwassen mannetje en is dan gereduceerd tot twee lichte vlekken aan de voorkant van het achterlijf.

Te verwarren met:

  • zeker volwassen mannetjes zijn makkelijk te verwarren met andere verwante soorten waarvan de mannetjes twee lichte vlekken hebben vooraan het achterlijf, zoals Kleine heidehangmatspin en Kruidhangmatspin.

Grootte

♀: 4-6mm

♂: 3-5mm

Wanneer?

♀: mei tot juli

♂: april tot juni

Tuinwolfspin (Pardosa amentata)

Web: wolfspinnen maken geen web, maar zijn actieve jagers die hun poten en kaken gebruiken om de prooi te vangen. De Tuinwolfspin jaagt voornamelijk overdag.

Habitat: Komt voor in open habitats zoals parken, tuinen, grasland, velden,… Meestal in eerder vochtige condities. Kan heel algemeen zijn.

Herkennen aan:

  • voorlijf (donker)bruin, met in het midden een lichtere band die naar voren toe vaak ‘kelkvormig’ verbreed is
  • achterlijf donker met een onduidelijke tekening, maar vaak vallen in het midden wel twee donkere vlekken op
  • poten geel/donker geringd
  • ♂: donkerder van kleur, met bijna zwarte palpen

Te verwarren met:

  • verschillende andere Pardosa-soorten. Onderzoek van de genitaalstructuren geeft definitief uitsluitsel.

Grootte

♀: 5,5-8 mm

♂: 5-6,5 mm

Wanneer?

♀: april tot juli

♂: april tot juli

Zodariidae

Valse wolfspin (Zoropsis spinimana)

Web: de Valse wolfspin maakt geen web, maar vangt zijn prooi door actief te jagen.

Habitat: wordt vooral aangetroffen in en nabij huizen. In Zuid-Europa onder stenen, schors. Jaagt vooral ’s nachts.

Herkennen aan:

  • grote spin
  • geelbruin tot grijsbruine kleur
  • achterlijf met zwarte hartvlek die ingesnoerd is
  • kopborststuk met complexe lichte tekening
  • geringde poten

Te verwarren met:

  • lijkt op eerste gezicht op een grote wolfspin, maar de grote wolfspinsoorten zal je vrijwel nooit in of aan huis aantreffen.

Grootte

♀: 10-19 mm

♂: 10-13 mm

Wanneer?

♀: hele jaar door

♂: hele jaar door

Venstersectorspin (Zygiella x-notata)

Web: Klein tot medium wielweb waarin bij één of twee sectoren de vangdraden ontbreken (lijkt daar dan ook open). Vanuit het midden loopt door deze sector een signaaldraad die de spin waarschuwt als er prooi vastzit. Volg je deze, dan vind je de spin!

Habitat: bijna altijd bij bebouwing: in de hoek van raamkozijnen, balkons, poorten, hekken, onder de dakgoot,… Kan heel algemeen voorkomen.

Herkennen aan:

  • achterlijf met zilverkleurige bladfiguur
  • kop met eerder driehoekige, donkere figuur
  • duidelijk donker geringde poten

Te verwarren met:

  • Struiksectorspin: deze is veelal meer oranje gekleurd, maar vrouwtjes zijn enkel met zekerheid uit mekaar te houden door onderzoek met stereomicroscoop. Mannetjes van de struiksectorspin hebben merkelijk langere palpen.
  • Bergsectorspin: deze komt enkel voor in de hoger gelegen delen van ons land

Grootte

♀: 7-11 mm

♂: 4-7 mm

Wanneer?

♀: hele jaar door

♂: hele jaar door

Web: groot wielweb

Habitat: Maakt web vrij laag bij de grond (onder 50cm) tussen grassen en kruiden, vaak op vochtiger plaatsen.

Herkennen aan:

  • typische rugtekening met vier lichte vlekken op het achterlijf
  • verschillende kleuren: lichtgeel – groen – oranje – roodbruin
  • grote spin, soms overdag in web, maar meestal in schuilplaats aan de rand van het web

Te verwarren met:

  • Kan verward worden met de Marmerspin, maar de twee voorste lichte vlekken bij die soort zijn meestal groter dan de achterste twee. Bij de Viervlekwielwebspin zijn de achterste twee vlekken bijna altijd groter.

Grootte

♀: 9-20 mm

♂: 6-8 mm

Wanneer?

♀: juli tot oktober

♂: juni tot september

 

 

Wespspin (Argiope bruennichi)

Web: Groot wielweb met vaak zigzagdraden (stabilimentum) vanuit het centrum naar beneden en naar boven.

Habitat: Vaak in grasland waar het web laag voorkomt. Voornaamste dieet zijn sprinkhanen!

Herkennen aan:

  • wit – geel – zwarte banden op het achterlijf (vandaar de naam), mannetjes zijn bruin gekleurd en veel kleiner
  • grote spin, meestal overdag in web
  • zigzagdraden (stabilimentum) in web
  • typische lichtbruin tot bruingekleurde kruikvormige eicocon, met verticale zwarte strepen.

Te verwarren met:

  • door unieke kleuren niet te verwarren met andere soorten

Grootte

♀: 11-20 mm

♂: 4-4,5 mm

Wanneer?

♀: juli tot september/oktober

♂: juni tot augustus